Regelparameters
Ruimtetemperatuurregeling
De HeatBooster kan de ruimtetemperatuur bijregelen door de ventilatorsnelheid aan te passen. Wanneer deze functie is ingeschakeld zal de ventilatorsnelheid geregeld worden aan de hand van de ruimtetemperatuur, wanneer deze functie is uitgeschakeld wordt de ventilatorsnelheid geregeld op basis van de watertemperatuur.
Let op: gebruik deze functie alleen in ruimtes waar geen thermostaat aanwezig is om te voorkomen dat de regelingen elkaar beïnvloeden.
Ontdooicyclusdetectie
Wanneer u gebruik maakt van een warmtepomp kan er automatisch gedetecteerd worden wanneer een ontdooicyclus van de buitenunit plaatsvindt (defrosting). De ontdooicyclusdetectie zal de ventilatoren dan tijdelijk uitschakelen. Dit verbetert de tijd en efficientie van de ontdooicyclus Gebruik deze functie niet wanneer u een gasgestookte CV-ketel heeft.
Schakelpunten
℃/min.
℃/min.
Indien de mate van verandering (afgeleide) van de inlaatwatertemperatuur lager is dan
dT/dt start gedurende 1 minuut, wordt aangenomen dat een ontdooicyclus is begonnen en zullen de ventilatoren uitgeschakeld worden. Wanneer daarna de mate van verandering hoger is dan
dT/dt einde wordt de normale regeling hervat. Timeout is 10 minuten.
Opstartondersteuning
Veel warmtepompen starten op maximaal thermisch vermogen om de compressorsmering en thermodynamische huishouding te garanderen. Indien het afgiftesysteem deze warmte niet kwijtraakt, kan het zijn dat de warmtepomp gaat pendelen. Deze opstartondersteuningsfunctie zorgt ervoor dat de ventilatoren tijdelijk op maximale snelheid werken wanneer een opstartcyclus gedetecteerd wordt, waarmee pendelen voorkomen kan worden. Gebruik deze functie niet wanneer u een gasgestookte CV-ketel heeft.
Automatische boost-functie
Om de ruimte sneller op te warmen kan de boost-functie automatisch geactiveerd worden wanneer de ruimtetemperatuur lager is dan de ingestelde drempeltemperatuur. De boost-modus wordt ook automatisch gedeactiveerd wanneer de temperatuur 0.25 graden hoger is dan de drempeltemperatuur.
Geavanceerde regelparameters
Indien gewenst kunnen de geavanceerde parameters voor de regeling aangepast worden om het gedrag verder op uw wensen af te stemmen.
Let op: aanpassingen aan deze parameters kunnen de werking negatief beinvloeden. Herstel in dat geval de standaardinstellingen.
Getallen dienen in het format "000.00" of "000" ingevoerd te worden. Ongeldige waarden zullen na het opslaan van de parameters gecorrigeerd worden.
Tip: standaardwaarden worden tussen haakjes vermeld achter de parameter.
In/uitschakelgedrag
De ventilatoren worden ingeschakeld wanneer er een voldoende groot temperatuurverschil ontstaat tussen de inlaatwatertemperatuur en de omgevingstemperatuur. In de figuur hieronder is grafisch weergegeven bij welk temperatuurverschil de ventilatoren zullen worden in/uitgeschakeld op basis van parameters Te en Th.
Te bepaalt wanneer de ventilatoren worden ingeschakeld en het snelheidsprofiel zullen gaan volgen.
℃
℃
Th bepaalt het temperatuurverschil tussen het aan- en afschakelen (hysterese) rondom Te. Een hogere waarde voor Th onderdrukt pendelgedrag (het herhaaldelijk aan- en uitschakelen van de ventilatoren als de temperatuur rond de inschakeltemperatuur ligt).
Voorbeeld: met Th=2.0 moet het temperatuurverschil 1 graad boven de waarde van Te komen voordat de ventilatoren worden ingeschakeld, en 1 graad eronder zakken alvorens ze weer worden uitgeschakeld (totale hysterese is 2 graden).
℃
Snelheidsprofiel (verwarmen)
In de figuur hieronder is grafisch weergegeven wat de ventilatorsnelheid is als functie van de aanvoertemperatuur van het water. De ventilatorsnelheid wordt bepaald door de gemeten aanvoertemperatuur van het water Tinlet, de temperatuur voor 0% snelheid Ts1, de temperatuur voor de hoogste snelheid Ts2, en de maximale snelheid Shmax.
Voorbeeld: Ts1=30.0℃, Ts2=40.0℃, Shmax=80% en Tinlet=35℃, dan is de ventilatorsnelheid 40%.
Ts1 is de aanvoertemperatuur welke hoort bij 0% ventilatorsnelheid. Als de watertemperatuur lager is dan Ts1 blijven de ventilatoren op de laagste snelheid (1%) draaien.
℃
Ts2 is de aanvoertemperatuur welke hoort bij de maximale ventilatorsnelheid (Shmax). Als de watertemperatuur hoger is dan Ts2 blijven de ventilatoren op de hoogste snelheid (Shmax) draaien.
℃
Shmax is de maximale ventilatorsnelheid.
%
%
Tip: om de regelcurve aan te passen kan Shmax in boost mode hoger zijn dan 100%, waardoor effectief Ts2 wordt verlaagd, en het effect van de boost mode wordt vergroot.
Snelheidsprofiel (koelen)
In de koelmodus wordt een vaste ventilatorsnelheid Sc toegepast.
%
%
Ruimtetemperatuurregeling
Kp is de regelgevoeligheid voor de ruimtetemperatuurcompensatie.
%/graad
Let op: een te grote waarde kan zorgen voor een instabiele regeling.
Ki is de regelsnelheid voor de ruimtetemperatuurcompensatie.
%/minuut/graad
Let op: een te grote waarde kan zorgen voor een instabiele regeling.
Sensorkalibratie
Hieronder kunt u een offset opgeven voor de temperatuursensoren. Deze offsetwaarde zal opgeteld worden bij de berekende waarde van de bijbehorende temperatuursensor.
℃
℃
℃
Uitschakelvertraging ventilatoren
Hieronder kan de uitschakelvertraging (overrun) van de ventilatoren ingesteld worden. Deze voorkomt dat de ventilatoren pendelen als verschiltemperatuur rond de inschakeldrempel schommelt, en beperkt tevens de snelheidsafname van de ventilatoren (indien ruimtetemperatuurregeling uitgeschakeld). Snelheidsafname van 100% naar 0% duurt net zo lang als de uitschakelvertraging, snelheidstoename wordt niet beperkt.
minuten